fallback-bg-light

De transitievergoeding vanaf 1 januari 2020, een stuk eenvoudiger

30 december 2019
/  Peter Habermehl

De transitievergoeding vanaf 1 januari 2020, een stuk eenvoudiger

Met de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1 januari 2020 wordt de regeling van de transitievergoeding aanmerkelijk vereenvoudigd. De vergoeding bedraagt voortaan voor iedere werknemer 1/3de maandsalaris per dienstjaar. De uitzonderingen die golden voor werknemers die korter dan twee jaar of juist langer dan 10 jaar in dienst waren en voor 50-plussers vervallen. Alleen via cao’s blijven uitzonderingen mogelijk. Een uniforme regeling dus.

Comeback van de suppletieregeling

De nieuwe transitievergoeding lijkt qua berekening sterk op de ontslagvergoeding in de vorm van een (contant gemaakte) suppletieregeling, die niet ongebruikelijk was vóór de introductie van de diverse kantonrechtersformules in de jaren 90. Destijds werd menig arbeidsovereenkomst beëindigd door de kantonrechter op basis van een ontbindingsverzoek, vaak nadat werkgever en werknemer overeenstemming hadden bereikt over de ontbindingsvergoeding. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van zogenaamde suppletieregelingen, waarbij aan de werknemer een suppletie werd toegezegd over een bepaalde periode na de ontslagdatum als aanvulling op een eventuele WW-uitkering of elders te verdienen (mogelijk lager) loon. Soms ging het daarbij om een daadwerkelijke suppletie op basis van een nacalculatie, maar vaak werd simpelweg uitgegaan van een suppletie van 30% die ongeacht of de suppletie daadwerkelijk vereist was, direct werd afgerekend. De duur van de suppletieperiode gerekend in maanden was vaak gelijk aan het aantal dienstjaren. In die gevallen ontving de werknemer dus een ontslagvergoeding gelijk aan 30% van het maandsalaris per dienstjaar en dat is nagenoeg gelijk aan de transitievergoeding van 33,3% van het maandsalaris per dienstjaar die vanaf 1 januari 2020 zal gelden.

Hierbij moet worden aangetekend dat de transitievergoeding in beginsel verschuldigd is in alle gevallen waarin de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is beëindigd of (in geval van een tijdelijk contract) niet is verlengd, terwijl de ontbindingsvergoeding destijds niet van toepassing was in geval van opzegging (met toestemming van het UWV) of bij het niet verlengen van een tijdelijk arbeidscontract.

Ook tijdelijke contracten

Dat een transitievergoeding ook verschuldigd is wanneer een dienstverband korter dan 2 jaar heeft geduurd, is nieuw. Deze wijziging van de regeling is vooral van belang voor werknemers die werkzaam zijn op basis van tijdelijke contracten. Het verschil tussen een tijdelijk contract en een vaste baan wordt hierdoor kleiner en dat is precies de bedoeling van de nieuwe wet.

Verhoogde opbouw na 10 dienstjaren en overgangsregeling voor 50-plussers vervallen

Als gevolg van de nieuwe regeling zal de transitievergoeding in sommige gevallen aanzienlijk lager uitvallen dan onder de oude regeling. Dat geldt met name voor werknemers die langer dan 10 jaar bij een werkgever in dienst zijn geweest, en in het bijzonder als zij 50 jaar of ouder zijn. Zowel de verhoogde opbouw na 10 jaar dienstverband, als de overgangsregeling voor 50-plussers die tenminste 10 jaar in dienst zijn, vervallen namelijk. De maximale vergoeding bedraagt met ingang van 1 januari 2020 € 83.000,- of (indien dat meer is) het bedrag gelijk aan 12 maanden loon.

Voor vragen over dit artikel of juridisch advies op het gebied van de transitievergoeding, kunt u terecht bij Peter Habermehl, advocaat bij Van Diepen van der Kroef advocaten in Amsterdam.

Peter
Habermehl
Arbeidsrecht, Ondernemingsrecht, Procesrecht, Aansprakelijkheidsrecht
Amsterdam

Vestigingen