fallback-bg-light

Voetbal&Recht, Actualiteiten procesrecht, December 2021: Deel I

1 december 2021
/  Max Hazewinkel

Voetbal&Recht, Actualiteiten procesrecht, December 2021: Deel I

Ook dit jaar werd er door onze sportrechtsectie – naast brede advisering van cliënten in de sportsector – weer volop geprocedeerd in voetbal gerelateerde zaken, waaronder in een aantal spraakmakende kwesties. Hierbij in twee delen een inkijk in een aantal van deze voor de voetballerij, maar zeker ook voor de civiele rechtspraktijk, relevante zaken.
Deel II volgt op vrijdag 3 december 2021.

I. Vernietiging van een arbitraal vonnis van de KNVB arbitragecommissie door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 augustus 2021 werd, na een eerder gewezen tussenarrest van 25 februari 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:1612), een arbitraal vonnis van de KNVB arbitragecommissie van 28 juni 2017 vernietigd op grond van artikel 1068 Rv wegens door de speler in kwestie gepleegd bedrog in die arbitragezaak (Arbitrale vonnissen | KNVB/ att01783 (knvb.nl)).

Tegen een arbitraal vonnis van de KNVB arbitragecommissie staat geen beroepmogelijkheid open. Met het arbitraal vonnis komt er na één instantie direct een definitief einde aan het geschil, wat betekent dat partijen het in de regel dan met die uitspraak moeten doen. De vraag of het ontbreken van een dergelijke beroepmogelijkheid een wenselijke situatie is, is überhaupt een interessante discussie voor rechtzoekende partijen in voetballend Nederland. Zij worden door hun verplichte lidmaatschap bij de KNVB gedwongen tot KNVB-arbitrage, zonder na een arbitraal vonnis nog in beroep te kunnen bij een orgaan zoals de UEFA, de FIFA of het CAS. Dit terwijl er vanuit juridisch en procesrechtelijk oogpunt nog weleens wat aan te merken valt op de KNVB arbitrage, maar daarop gaan we hier nu niet verder in.

In bepaalde (bijzondere) gevallen is er echter wél iets tegen een arbitraal vonnis van de KNVB arbitragecommissie – of van enig ander scheidsgerecht – te ondernemen.

Artikel 1068, lid 1 Rv (het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) biedt namelijk de mogelijkheid om bij het bevoegde gerechtshof – het gerechtshof binnen het ressort waaronder het scheidsgerecht valt – herroeping van een arbitraal vonnis te vragen op drie (3) daarin genoemde gronden, te weten

  1. na het vonnis ontdekt bedrog dat in de arbitrage is gepleegd;
  2. het vonnis berust geheel of ten dele op bescheiden die na de uitspraak blijken vals te zijn;
  3. een partij heeft na de uitspraak bescheiden die op de beslissing van het scheidsgerecht van invloed zouden zijn geweest, en door toedoen van de wederpartij zijn achtergehouden, in handen gekregen;

Als de rechter (lees: het gerechtshof) de voor herroeping aangevoerde gronden juist vindt, dan wordt het arbitraal vonnis vernietigd, zo zegt artikel 1068, lid 3, Rv.

Wat speelde er in deze zaak?

De speler in kwestie maakte in de zomer van 2016 een transfer van Telstar naar het Franse Le Havre en riep daarbij niet de bijstand van zijn intermediair waarmee hij een exclusieve nog doorlopende en niet tussentijds opzegbare vertegenwoordigingsovereenkomst had in. De speler had, daags voordat hij naar Frankrijk afreisde om de overgang naar Le Havre te beklinken, namelijk deze intermediair aan de kant gezet. Volgens de speler had hij de overgang naar Le Havre zelf, zonder de bijstand van enige intermediair, voltooid. Een transfer zonder bijstand van een intermediair of advocaat is heden ten dage zeer zeldzaam, en zeker in geval van een grensoverschrijdende transfer. Saillant detail, de speler had op dat moment ook niet of nauwelijks kennis van de Franse taal.

Voor uw begrip, een speler mag op basis van de FIFA-reglementen te allen tijde voor zichzelf optreden in een onderhandeling. Een speler kan dus niet gedwongen worden om zich te laten bijstaan door een intermediair, ook niet indien hij daar een doorlopende exclusieve vertegenwoordigingsovereenkomst mee gesloten heeft. De speler mag uiteraard niet op hetzelfde moment een andere intermediair inschakelen, althans als de speler dat toch doet, in strijd met de doorlopende exclusieve vertegenwoordigingsovereenkomst, dan handelt hij schadeplichtig jegens de intermediair.

De intermediair in kwestie was van oordeel dat de speler wél een andere intermediair had ingeschakeld bij de transfer naar Le Havre. Dit zou betekenen dat de speler toch zijn doorlopende vertegenwoordigingsovereenkomst met de intermediair had geschonden en dientengevolge jegens hem schadeplichtig was.

De arbitragecommissie van de KNVB ging mee met het verhaal van de speler dat hij voor zichzelf had opgetreden bij zijn overgang naar Le Havre, en oordeelde dat de intermediair dus – ondanks een nog doorlopende vertegenwoordigingsovereenkomst – geen aanspraak kon maken op enige schadevergoeding van de speler. Volgens de arbitragecommissie stond niet vast dat de speler door een andere intermediair was bijgestaan.

In de herroepingsprocedure bij het gerechtshof stelde de intermediair zich op het standpunt dat hij met bewijsmiddelen kon aantonen dat er een andere intermediair voor de speler had opgetreden. Als die conclusie gevolgd zou worden door het gerechtshof, dan zou dat impliceren dat de speler niet de waarheid had gesproken in de arbitrale procedure bij de KNVB.

Op 17 augustus 2021 oordeelde het gerechtshof, na vele schriftelijke rondes en getuigenverhoren in rechtsoverweging 2.3:

“…dat de speler tijdens de totstandkoming van de transfer met Le Havre werd bijgestaan door een andere intermediair en dat hij die transfer (dus) niet alleen tot stand had gebracht. Dit betekent dat sprake is van na de uitspraak van het scheidsgerecht ontdekt bedrog van de zijde van de speler. Het hof vindt de voor vernietiging aangevoerde grond dus juist en zal het arbitraal vonnis daarom vernietigen.”

Daarmee stond vast dat de speler in strijd met de destijds geldende exclusieve vertegenwoordigingsovereenkomst had gehandeld en daarmee dus wél schadeplichtig was jegens zijn voormalige intermediair.

II. Veroordeling tot terugbetaling van een geldlening door de ‘ex’- vrouw van een oud speler

In een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juli 2021 werd – na een al eerder gewezen tussenvonnis van 26 mei 2021 – de ex-vrouw van een voormalig professioneel voetballer, samen met hem, hoofdelijk veroordeeld tot terugbetaling van een geldlening aan een private geldschieter.

Wat speelde er in deze kwestie?

De speler had een aanzienlijk geldbedrag geleend van een private financier en bleek over een periode van jaren ondanks diverse toezeggingen niet in staat, althans bereid, om dat geldbedrag nog terug te betalen. Nadat de geldlener actief werk van die terugbetaling ging maken, bleek onder andere dat de speler inmiddels gescheiden was van zijn vrouw – met wie hij nog wel aantoonbaar samenleefde – en dat de speler zelf geen noemenswaardig verhaal bood, mede omdat hij zijn vermogen, waaronder zijn opgebouwde omvangrijke CFK overbruggingspensioen, in de echtscheidingsprocedure had laten toebedelen aan zijn ex-vrouw. Op zich een nobel gebaar van de speler zou men kunnen denken, ware het niet dat de intentie van deze constructie was om schuldeisers te benadelen.

De rechtbank deelde deze visie van de geldlener en oordeelde dat deze overeengekomen verdeling van de (ontbonden) gemeenschap tussen de speler en zijn ex-vrouw, voor zover daarbij het fondssaldo van de speler onder het CFK aan de ex-vrouw werd toebedeeld, althans de rechtshandeling ten aanzien van die toedeling van het saldofonds aan de ex-vrouw vernietigbaar is op grond van artikel 3:45 lid 1 BW.

Op grond van dat artikel is een onverplichte rechtshandeling waarvan de schuldenaar wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeiser daarvan het gevolg zou zijn vernietigbaar. Voornoemde rechtshandeling werd daarmee dus terecht vernietigd, op grond waarvan ook de ex-vrouw uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk werd voor terugbetaling van de lening. Via een al eerder onder het CFK gelegd conservatoir beslag op de maandelijkse CFK-uitkering aan de ex-vrouw werd zo de lening, vermeerderd met rente en kosten, alsnog voor de geldschieter geïncasseerd.

Vrijdag 3 december 2021 volgen in deel II nog een tweetal opvallende uitspraken.

Als u vragen heeft over deze of andere voetbal gerelateerde zaken of over andere aspecten binnen het (internationale) sport- en arbeidsrecht, neem dan contact op met Joes Blakborn of Max Hazewinkel, advocaten gespecialiseerd in voetbal- en andere sport gerelateerde kwesties, bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten uit Amsterdam.

Arbeidsrecht
Joes
Blakborn
Procesrecht, Sport en recht, Arbeidsrecht
Amsterdam
Max
Hazewinkel
Ondernemingsrecht, Sport en recht, Procesrecht
Amsterdam

Vestigingen