Inleiding
Ondernemers worden geregeld geconfronteerd met opslagverhogingen op hun leningen. Banken hebben de bevoegdheid om de opslagen te verhogen meestal opgenomen in de kredietdocumentatie. Dat gaat ook wel eens mis. Op 30 januari 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam een interessant arrest gewezen over opslagverhoging bij een Euribor-lening van een ondernemer. Het Gerechtshof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam dat de opslagwijzigingsbevoegdheid niet is overeengekomen en dat ING Bank de verhoogde opslag vanwege onverschuldigde betaling moet terugbetalen.
Feiten
De Blosh-vennootschappen houden zich bezig met mode en hebben in 2010 een offerte aan ING Bank gevraagd voor een lening voor de aankoop van een bedrijfspand. In de offerte staat:
“Rente: 3-maands EURIBOR, thans zijnde 0,64% per jaar, met een opslag van 1,70% op jaarbasis (…)
Bij dit contract is een specimen van het betreffende contract bijgevoegd. Op de achterzijde zijn de algemene voorwaarden weergegeven, welke van toepassing zijn op de betreffende leningsoort, mits hiervan in deze offerte niet wordt afgeweken.”
Eerder dat jaar waren de Blos-vennootschappen al een lening met ING Bank aangegaan waarin staat:
“Gedurende de eerste rentevaste periode van 3 maanden bedraagt het rentepercentage het op de dag van effectuering van deze overeenkomst geldende 3-maands EURIBOR, verhoogd met een opslag van 1,70% per jaar. Na iedere periode van 3 maanden zal het rentepercentage worden herzien en worden vastgesteld op het op de vervaldag geldende 3-maands EURIBOR, verhoogd met een opslag van 1,70% per jaar.
…
Artikel 4 van de Algemene Voorwaarden Bedrijfshypotheek aan de ommezijde is ter zake het door de bank gebruik maken van het recht om het rentepercentage te wijzigen alleen van toepassing indien de bank gebruik maakt van het recht om het onderdeel opslagpercentage te wijzigen.”
In de Algemene Voorwaarden staat onder meer:
“4. Indien de bank van zijn recht om het rentepercentage en/of de voorwaarden van deze overeenkomst te wijzigen, gebruik maakt, dient de bank hiervan ten minste twee weken voor afloop van de desbetreffende termijn kennis te geven aan cliënt. Indien het voorstel tot rentewijziging en/of wijziging der voorwaarden door cliënt niet wordt aanvaard, zal het restant van het geleende bedrag met rente en/of kosten op de datum, waarop de rente en/of de voorwaarden gewijzigd kunnen worden, dienen te worden afgelost, zonder dat een vergoeding wegens voortijdige aflossing verschuldigd is.”
ING Bank heeft de opslag op 1 september 2014 verhoogd van 1,70% naar 3,40%, waartegen de Blosh-vennootschappen bezwaar hebben gemaakt. Zij hebben daarbij aangevoerd dat een vaste opslag van 1,70% is overeengekomen. Omdat ING Bank niet aan het bezwaar tegemoet is gekomen zijn de Blosh-vennootschappen een procedure gestart, waarbij terugbetaling van de opslagen is gevorderd.
Rechtbank Amsterdam
De Rechtbank Amsterdam (ECLI: NL:RBAMS:2016:1904) oordeelde op 20 april 2016 dat partijen verdeeld zijn over de vraag of is overeengekomen of ING Bank de opslag van 1,70% eenzijdig mag wijzigen. Wat is overeengekomen moet worden beoordeeld aan de hand van wat is opgeschreven in de offerte, de kredietovereenkomst en algemene voorwaarden, wat dan moet worden uitgelegd aan de hand van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs hebben afgeleid en wat zij daaromtrent redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit is de zogenaamde Haviltex-maatstaf.
De Rechtbank oordeelt dat in de kredietdocumentatie niet te lezen is dat ING Bank bevoegd is om de opslag te wijzigen. De bevoegdheid om het rentepercentage te wijzigen is wel vastgelegd. Dat ING Bank er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Blosh-vennootschappen begrepen dat ING Bank beoogde om een eenzijdige wijziging van de opslag overeen te komen, wordt niet aanvaard.
ING Bank had daarbij aangevoerd dat er risico bestond dat de betaalde rente op enig moment niet meer in verhouding staat tot de kosten van de bank om het krediet aan te bieden. De Rechtbank oordeelt dat een eventuele verlieslatende situatie voor de bank niet per definitie onredelijk is. Ook kan niet worden aanvaard dat de Blosh-vennootschappen als professionele partij op het gebied van financieringen moeten worden beschouwd en dat zij om die reden had moeten begrijpen dat ING Bank een dergelijke opslagwijzigingsbevoegdheid beoogde.
Het gegeven dat de Blosh-vennootschappen een eerdere financiering met SNS hadden gesloten waar een dergelijke bevoegdheid wel in was opgenomen, betekent ook niet dat ING Bank er van uit mocht gaan dat de Blosh-vennootschappen wisten dat een EURIBOR-financiering altijd gepaard gaat met de bevoegdheid van de bank om de opslag eenzijdig te wijzigen.
De Rechtbank komt tot de conclusie dat het opslagpercentage van 1,70% als een vast percentage moet worden beschouwd en niet eenzijdig door ING Bank kan worden gewijzigd en veroordeelt ING Bank tot terugbetaling van de ten onrechte doorgevoerde opslagverhoging.
Gerechtshof Amsterdam
In hoger beroep (Gerechtshof Amsterdam 30 januari 2018) heeft ING Bank vernietiging gevorderd van de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. ING Bank heeft in hoger beroep aangevoerd dat partijen zijn overeengekomen dat zij de opslag eenzijdig kan verhogen indien, kort gezegd, haar kosten en rendement daartoe aanleiding geven.
Ook het Gerechtshof Amsterdam sluit in haar oordeel aan bij de Haviltex-maatstaf. Zij overweegt verder dat vast staat dat tussen partijen niet is onderhandeld over de inhoud van de overeenkomst en dat de kredietdocumentatie bestaat uit grotendeels standaard documentatie die door ING Bank zijn opgesteld om te worden gebruikt bij soortgelijke kredietovereenkomsten. De daarin gebezigde bewoordingen, gelezen in het licht van de gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden, zijn redengevend voor de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen in de gegeven omstandigheden van het geval over en weer jegens elkaar hebben gewekt.
Het Gerechtshof vervolgt met de opmerking dat de bewoordingen in de overeenkomst op zichzelf geen andere uitleg toelaten dan dat de op de renteherzieningsdatum opnieuw vastgestelde rente steeds wordt verhoogd met een opslag van 1,70%. Dat pleit voor het standpunt dat een vaste opslag is overeengekomen. Dat wordt niet anders door de verwijzing naar artikel 4 van de Algemene Voorwaarden. Weliswaar zou dit beding in dit geval zinledig zijn, maar dat laat zich verklaren door het feit dat gebruik is gemaakt van standaarddocumentatie waarbij niet steeds alle in de algemene voorwaarden geregelde varianten van toepassing zijn.
Het beroep van ING Bank op het gegeven dat het recht om de renteopslag te wijzigen gebruikelijk is, bij het commerciële doel van de overeenkomst past en redelijk is, slaagt ook niet. Het Gerechtshof overweegt dat de Blosh-vennootschappen gerechtvaardigd op de bewoordingen van de overeenkomst mochten vertrouwen en dat zij niet hoefden te begrijpen dat ING Bank ongeclausuleerd het recht voorbehield om eenzijdig de opslag te verhogen. Dat is volgens het Gerechtshof te minder het geval omdat ING Bank de professionele partij is en de opsteller van de contractdocumentatie.
Het Gerechtshof concludeert dat de grieven van ING Bank tevergeefs zijn voorgesteld en bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank. In dit geval was ING Bank dus niet bevoegd om de opslag te verhogen. Ze had de mogelijkheid tot eenzijdige opslagverhoging duidelijker in de kredietdocumentatie moeten opnemen.
Rechtbank Midden-Nederland
Maar zelfs in de gevallen waarin de mogelijkheid tot opslagverhoging wel goed in de kredietdocumentatie is opgenomen, betekent dit niet dat de bank daar altijd mee weg komt.
Rechtbank Midden-Nederland heeft namelijk op 19 juli 2017 een interessant tussenvonnis gewezen over opslagverhogingen (ECLI:NL:RBMNE:2017:3780). In dit geval had De Volksbank (voorheen SNS Bank) wel de mogelijkheid tot opslagverhogingen opgenomen in de kredietdocumentatie. Daar was geen discussie over.
De ondernemer werd geconfronteerd met opslagverhogingen en voerde in de procedure aan dat SNS Bank misbruik gemaakt had van haar contractuele bevoegdheid om de opslagen te verhogen, omdat de financieringskosten van SNS Bank niet zijn gestegen en zij de opslagverhogingen gebruikt om haar rentewinst te vergroten.
Uit de in de uitspraak opgesomde feiten blijkt dat partijen uitgebreid hebben aangevoerd om welke redenen wel en niet tot opslagverhogingen mocht worden overgegaan.
De rechtbank overweegt dat er aanwijzingen zijn voor de juistheid van de stelling van SNS Bank dat haar kosten zijn toegenomen, maar dat deze aanwijzingen niet voldoende zijn om aan te nemen dat zij op goede gronden en met de juiste percentages de opslagen heeft verhoogd.
De Rechtbank sluit het tussenvonnis onder punt 4.27 af met een interessante overweging:
“Zoals de rechtbank hierboven heeft geoordeeld (zie 4.15) rust op SNS Bank de verplichting om gedetailleerd en onderbouwd inzicht te verschaffen in de bestanddelen en de daarop gebaseerde berekeningen die hebben geleid tot de twee opslagverhogingen. Deze verplichting vloeit in de eerste plaats voort uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW), aangezien de bevoegdheid van SNS Bank om eenzijdig ten laste van eiseres sub 1 de opslag te verhogen of te verlagen is gebaseerd op de algemene en ondoorzichtige bewoordingen in de opslagwijzigingsbedingen. Nu het tot een procedure is gekomen is SNS Bank daartoe ook verplicht omdat op haar een verzwaarde stelplicht (verzwaarde motiveringsplicht) rust. …”
Conclusie
Wanneer onduidelijk is of een mogelijkheid tot opslagverhoging is overeengekomen kunnen ondernemers in bepaalde gevallen met succes terugbetaling vragen. En wanneer de mogelijkheid tot opslagverhoging wel duidelijk is overeengekomen en de bank daarvan gebruik wenst te maken, is het aan de bank om gedetailleerd en onderbouwd inzicht te verschaffen in de bestanddelen en berekeningen, zodat kan worden gecontroleerd of de bank op goede gronden en met de juiste percentages de opslag verhoogt. De ervaring leert dat banken hieraan niet altijd voldoen.
Voor vragen over dit artikel of advies op het gebied van financieringen of financiële producten kunt u contact opnemen met Martijn Bonefaas, advocaat Financieel Recht, Insolventie & herstructurering en Partner bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten Hoorn.