fallback-bg-light

Deskundigenoordeel UWV voor rekening werknemer

12 mei 2014

Deskundigenoordeel UWV voor rekening werknemer

Als de werkgever of werknemer zich niet kan verenigen met het advies van de bedrijfsarts, kan de werkgever of werknemer een deskundigenoordeel aanvragen bij het UWV. Dit is een zogenaamde second opinion en vaak een efficiënte manier om een meningsverschil over de re-integratie te beslechten.

Wachten met deskundigenoordeel UWV komt voor rekening van werknemer

Het kan gebeuren dat de werknemer treuzelt met het aanvragen van een deskundigenoordeel. In veel gevallen zal de werkgever gedurende dit getreuzel de loonbetaling aan de werknemer stopzetten. Dit kan echter vervelend uitpakken voor de werkgever wanneer het UWV de werknemer achteraf in het gelijk stelt. In dat geval dient immers de werkgever met terugwerkende kracht het loon door te betalen plus de wettelijke rente en de wettelijke verhoging die kan oplopen tot 50%.

In de navolgende zaak wacht de werkneemster buitengewoon lang met het aanvragen van een deskundigenoordeel, maar zij wordt uiteindelijk wel in het gelijk gesteld door het UWV. Desalniettemin heeft de werkneemster geen recht op loonbetaling met terugwerkende kracht.

Feiten en omstandigheden

Werkneemster in deze zaak is met ingang van 1 september 2011 als schoonmaakster in dienst van werkgever. Twaalf dagen later meldt werkneemster zich ziek.

De bedrijfsarts verklaart op 19 september 2011 dat werkneemster zowel fysieke als mentale beperkingen heeft met betrekking tot zwaar tillen, duwen, trekken, traplopen en boven schouderhoogte werken. De bedrijfsarts adviseert werkneemster vanaf 3 oktober 2011 t/m 17 oktober 2011 haar werkzaamheden voor 50% te laten hervatten. De bedrijfsarts verwacht dat werkneemster daarna weer volledig inzetbaar is.

Op 3 oktober 2011 verschijnt werkneemster niet op het werk, waarna werkgever de loonbetaling stopt. Voorts wordt werkneemster uitgenodigd om op 6 oktober 2011 op het kantoor van werkgever te verschijnen. Werkneemster verschijnt niet. Werkneemster maakt wel bezwaar tegen de loonstop.

Bij brief van 10 oktober 2011 geeft werkgever aan werkneemster voor het niet verschijnen op kantoor een officiële waarschuwing. De loonstop wordt gehandhaafd. Voorts wordt werkneemster uitgenodigd voor een gesprek op 13 oktober 2011. Werkneemster verschijnt die dag en laat weten niet in staat te zijn te werken en een deskundigenoordeel van het UWV over het advies van de bedrijfsarts te hebben aangevraagd. Werkgever bericht werkneemster dat zij vasthoudt aan het advies van de bedrijfsarts en de bevindingen van het UWV afwacht.

Nadat berichten van het UWV uitblijven, wordt werkneemster uitgenodigd voor een gesprek op 11 november 2011. Werkneemster verschijnt niet, zodat werkgever aan werkneemster een tweede officiële waarschuwing geeft.

Op 5 december 2011 blijkt dat werkneemster ondanks haar aankondiging nog geen deskundigenoordeel bij het UWV heeft aangevraagd. Werkneemster geeft te kennen dat alsnog te zullen doen. Werkgever laat weten dat mocht werkneemster wederom geen deskundigenoordeel aanvragen zij daaraan consequenties zal verbinden.

Op of omstreeks 8 februari 2012 laat werkneemster weten dat de aanvraag voor het deskundigenoordeel is ingevuld en deze alleen nog door haar verzonden moet worden.

Op 7 augustus 2012 – bijna een jaar na het eerste advies van de bedrijfsarts – vraagt werkneemster daadwerkelijk aan het UWV een deskundigenoordeel.

Het UWV oordeelt dat werkneemster op 3 oktober 2011 niet in staat was haar werkzaamheden voor 50% te verrichten. Ook achtte de deskundige van het UWV werkneemster niet in staat haar werkzaamheden op 17 oktober 2011 volledig te verrichten.

Vordering werkneemster

Werkneemster vordert onder meer betaling van ruim € 12.000,- aan achterstallig loon vanaf 3 oktober 2011 tot 7 augustus 2012.

Aan haar vordering legt werkneemster ten grondslag dat blijkens het deskundigenoordeel van het UWV het advies van de bedrijfsarts onjuist was en dat werkgever op basis van dit advies ten onrechte het loon heeft stopgezet.

Verweer werkgever

Werkgever voert diverse verweren aan tegen de vordering van werkneemster. In het kader van dit artikel is het belangrijkste verweer van werkgever dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als zij vanaf 3 oktober 2011 het loon van werkneemster zou moeten doorbetalen, omdat werkneemster bijna een jaar heeft gewacht met het aanvragen van een deskundigenoordeel van het UWV.

Oordeel van de kantonrechter

De kantonrechter volgt werkgever in haar verweer. Daarbij wijst de kantonrechter op het volgende. In het kader van de wettelijke wederzijdse re-integratieverplichtingen is uitgangspunt dat partijen zich naar het advies van de bedrijfsarts richten en als één van hen zich met dat advies niet kan verenigen binnen redelijke termijn een deskundigenoordeel van het UWV wordt ingewonnen.

Als een werknemer zich met een advies van de bedrijfsarts niet kan verenigen, de op basis van dat advies door de werkgever opgedragen werkzaamheden niet uitvoert, maar de werknemer binnen een redelijke termijn een deskundigenoordeel van het UWV inroept en het UWV de werknemer vervolgens in het gelijk stelt, is er in beginsel aan de zijde van de werknemer een deugdelijke grond geweest de door de bedrijfsarts geachte passende arbeid niet uit te voeren, zodat de werkgever het loon dient door te betalen.

Als de werknemer evenwel niet binnen een redelijke termijn, maar eerst na enige tijd een deskundigenoordeel van het UWV inroept en vervolgens door het UWV in het gelijk wordt gesteld, dient de periode vanaf het weigeren van re-integratiewerkzaamheden tot aan de indiening van de aanvraag voor een deskundigenoordeel als het zonder deugdelijk grond weigeren van passende arbeid te worden aangemerkt, zodat een werknemer in zo’n geval in beginsel eerst vanaf de datum van indiening van het verzoek aan het UWV om een deskundigenoordeel op doorbetaling van loon aanspraak maken.

Hoewel werkneemster op 13 oktober 2011 aan werkgever heeft gemeld dat zij een deskundigenoordeel over het advies van de bedrijfsarts van 19 september 2011 had gevraagd, heeft zij dat uiteindelijk pas bijna een jaar na het advies van de bedrijfsarts op 7 augustus 2012 gedaan. Er zijn door werkneemster geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat aan werkneemster voor deze zeer late indiening geen verwijt kan worden gemaakt.

Dit betekent dat naar het oordeel van de kantonrechter werkneemster niet binnen een redelijke termijn na het advies van de bedrijfsarts op 19 september 2011 een aanvraag voor een deskundigenoordeel van het UWV heeft ingediend, zodat werkneemster in ieder geval geen aanspraak kan maken op doorbetaling van loon vanaf 3 oktober 2011 tot 7 augustus 2012.

Bron: Rechtbank Amsterdam, 11 maart 2014, ECLI 2014:1966

Deze bijdrage is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van Van Diepen Van der Kroef Advocaten en verscheen ook op flexnieuws.nl

Vestigingen