fallback-bg-light

Geldig ontslag op staande voet ten gevolge van het tonen van geslachtsdeel op de werkvloer

13 januari 2016

Geldig ontslag op staande voet ten gevolge van het tonen van geslachtsdeel op de werkvloer

Werknemer is sinds 1993 in dienst van Entheko als magazijnbeheerder. Op 13 december 2011 is werknemer op staande voet ontslagen, omdat hij tijdens werktijd aan een schoonmaakster zijn geslachtsdeel zou hebben getoond. Werknemer ontkent dit voorval. De kantonrechter acht het tonen van het geslachtsdeel een gegronde reden, maar heeft de loonvordering van werknemer toegewezen omdat Entheko het verhaal van de schoonmaakster niet heeft kunnen bewijzen.

In hoger beroep

Entheko gaat in hoger beroep. De arbeidsovereenkomst is intussen opgezegd met een ontslagvergunning. Het hof gelast een getuigenverhoor. Het hof heeft bij tussenarrest d.d. 26 augustus 2014 op basis van diverse getuigenverklaring geoordeeld dat het voorval heeft plaatsgevonden. Werknemer is in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren. De vriendin van werknemer heeft verklaard dat hij zoiets niet zou doen. Aangezien zijn vriendin niets heeft kunnen verklaren over de bewijsopdracht, kan haar verklaring niet bijdragen aan het door werknemer te leveren tegenbewijs.

Geleverd bewijs is onvoldoende

De verklaring van werknemer staat op zichzelf, terwijl de in het tussenarrest geciteerde verklaringen elkaar deels ondersteunen en daarbij van belang is dat de personen die verklaringen hebben afgelegd, ieder in een andere verhouding staan tot de schoonmaakster en tot partijen. De stelling van werknemer dat de getuigen niet uit eigen wetenschap hebben kunnen verklaren en dat alleen de schoonmaakster dat kan, maakt niet dat het door Entheko geleverde bewijs onvoldoende is. Werknemer heeft het door Entheko geleverde bewijs niet ontzenuwd.

Ernst en aard van het voorval

Het hof is van oordeel dat het aan werknemer gemaakte verwijt een dringende reden vormt. Rekening is gehouden met het lange dienstverband en dat werknemer goed heeft gefunctioneerd. Dat weegt naar het oordeel van het hof niet op tegen de aard en de ernst van het bewezen geachte voorval, dat een forse inbreuk maakt op de integriteit en veiligheid van een persoon. Het bestreden vonnis wordt vernietigd en de vorderingen van werknemer zullen alsnog worden afgewezen.

Bron: Hof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2503, vervolg op ECLI:NL:GHSHE:2014:3039

Dit artikel is geschreven door sectie Arbeidsrecht van de Utrechtse vestiging van Van Diepen Van der Kroef en het verscheen ook als signalering in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, editie 6, 2015.

Vestigingen