fallback-bg-light

CETA, Intellectueel Eigendom en kaas

1 december 2017
/  Arnout Gieske

CETA, Intellectueel Eigendom en kaas

Op 29 oktober jl. is het Canadees-Europese vrijhandelsverdrag ‘CETA’ ondertekend, waarvan de (gedeeltelijke, voorlopige) inwerkingtreding begin 2017 verwacht wordt. Wat betekent CETA voor de intellectuele eigendom, en voor kaas, en is er op deze terreinen reden voor ongerustheid?

Wat is en wanneer geldt CETA?

CETA, voluit Canada-European Union Comprehensive Economic and Trade Agreement, betekent een liberalisering van de handel in goederen en diensten tussen de EU en Canada wat onder meer inhoudt dat er grotendeels een einde komt aan het betalen van douanerechten bij de handel tussen de EU en Canada, uitgezonderd bijvoorbeeld enkele gevoelige landbouwproducten. Daarnaast bevat het Verdrag ook maatregelen die investeringen stimuleren en beschermen.

Als het aan de EU ligt, is CETA onderdeel van een reeks uitgebreide EU-vrijhandelsverdragen die al zijn gesloten of nog op stapel staan, zoals het economisch succesvolle vrijhandelsverdrag met Zuid-Korea (in werking sinds 2011), met Singapore (sinds 2014 in afwachting van groen licht door het EU Hof van Justitie) en ook het beruchte TTIP tussen de EU en de VS, waarover op dit moment nog wordt onderhandeld.

Brussel heeft er echter – anders dan voorheen – om politieke redenen voor moeten kiezen om het al in 2014 met nauwe betrokkenheid van het Europarlement bereikte CETA-akkoord ook ter goedkeuring voor te leggen aan de Lidstaten. De instemmingsprocedures in de Lidstaten vergen nog jaren, en een geslaagde uitkomst is zeker niet gegeven. Zo zal in Nederland de Eerste kamer wel meewerken, maar is er daarna kans op een referendum. Voor een dergelijk referendum hebben – kort gezegd – de anti-globalisten inmiddels al 2/3 van de benodigde handtekeningen verzameld.

Hoe dan ook, intussen zal het verdrag naar verwachting begin 2017 –  na de verwachte goedkeuring door het Europees Parlement –  in “voorlopige werking treden”. Dit is mogelijk door controversiële onderwerpen uit te zonderen, zoals met name investeringsbescherming en het geschilbeslechtingsmechanisme bij investeringsgeschillen, waarover tot op heden nog onderhandelingen en juridische procedures gaande zijn. Gaat nu één of meer van de lidstaten niet akkoord, dan blijft het CETA gewoon voorlopige werking behouden totdat de EU (of Canada) daaraan een einde maakt.

Die voorlopige werking geldt ook voor de hierna te bespreken bepalingen over intellectuele eigendom.

Wat is er nieuw m.b.t. Intellectuele Eigendomsrechten?

De Europese Commissie heeft verzekerd dat CETA op geen enkele wijze in tegenspraak is met – of iets toevoegt aan de huidige intellectuele eigendomsregels van de EU en de lidstaten en helemaal aansluit bij reeds bestaande afspraken als het TRIPs-verdrag. Als het goed is, is er dus in de EU of Nederland geen aanpassing van IE regelgeving nodig als gevolg van CETA.

Daarmee lijkt voor de IE praktijk alhier alleen relevant welke nieuwe stappen in Canada worden gezet. Veel van die stappen stonden al een tijd op het verlanglijstje van de EU en “stake holders” zoals “big pharma”. Een speciale vermelding verdient daarbij de bescherming van geografische aanduidingen, waaronder het Nederlandse “Gouda Holland” en “Edam Holland”, waarover hieronder meer.

Het verdrag bevat verder de bepalingen die wij kennen uit de Handhavingrichtlijn 2004/48/EG en de Anti-Piraterij Verordening (EG) 608/2013 (‘Border measures’). CETA bevat dan ook een bepaling die hier heeft geleid tot de zogenaamde volledige kostenveroordeling in IE-zaken (artikel 20.41). Ook kan de Canadese douane gevraagd worden om op te treden tegen vermoedelijk illegale kopieën of namaak.

Relevant is verder dat Canada als gevolg van toezeggingen in CETA is toegetreden of zal toetreden tot enkele ‘moderne’ IE-verdragen: het Verdrag van Nice (merkenrechtelijke classificatie van waren en diensten), Verdrag van Singapore (regels voor merkenautoriteiten) en het Protocol van Madrid (centrale internationale aanvraag van merken in meerdere landen), tot Haagse modelrechtsysteem (centrale internationale aanvraag van modelrechten) en het UPOV Verdrag 1991 (uitbreiding van aan de kweker voorbehouden handelingen).

Specifiek voor de farmaceutische industrie bevat CETA een aantal belangrijke verbeteringen. Ingrijpend is de invoering van de Europese aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s / SPC’s), die de standaard beschermingsduur van twintig jaar voor – kort gezegd – farma-octrooien verlengen. Wel is sprake van een compromis; de aanvullende beschermingsduur bedraagt in Canada maximaal twee jaar en niet – zoals in de EU – maximaal vijf jaar. Verder zullen farma-octrooihouders nu wel mogen appelleren tegen toelatingsbeslissingen en niet alleen de generieke producent die tevergeefs om toelating verzocht. Bovendien garandeert Canada dat data uit het toelatings/verleningsdossier van medicijnen (en bestrijdingsmiddelen) ontoegankelijk blijven voor concurrenten voor maximaal acht jaar.

Kaas

Canada erkent in CETA verder de semi-merkenrechtelijke bescherming van maar liefst 147 Europese geografische oorsprongsbenamingen. Die hebben betrekking op namen die een product uit een bepaalde regio aanduiden, zoals Parmaham en Parmezaanse kaas. Voor Nederland zijn Edam Holland en Gouda Holland opgenomen. Denk verder aan Roquefort of Schwarzwalder Schinken. Ook bevat CETA een mechanisme om nieuwe benamingen aan de lijst aanduidingen toe te voegen.

Voor verschillende specifieke benamingen gelden bijzondere afspraken om in Canada geldende rechten of praktijken te beschermen dan wel af te bouwen. Een bijzonder compromis is er voor ‘Feta’, waarvan de bescherming is opgenomen nadat de Grieken hier een breekpunt maakten. Nu is afgesproken dat Feta (en Asiago, Gorgonzola, Fontina, and Munster) door bestaande aanbieders mag worden gebruikt, en nieuwe toetreders alleen kaas als  “Feta” mogen aanbieden in combinatie met  “style”, “type”, “kind”, of “imitation” (art. 20.21 Verdrag).

Net zo belangrijk is natuurlijk dat – zoals de Nederlandse kaasindustrie heeft berekend – het huidige Nederlandse exportplafond van twaalf miljoen kilo kaas in zes jaar stijgt naar 30 miljoen kilo.

Zorgelijk?

Eerdere versies van de verdragstekst bevatten ook impopulaire maatregelen tegen online piraterij, bekend uit het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA). Deze zijn echter verwijderd nadat het Europees parlement ACTA verwierp. CETA bevat dus geen voor ons land nieuwe bepalingen over aansprakelijkheid van internet service providers, geen “three-strikes-out” mechanisme, monitoringsverplichtingen of iets dergelijks.

Een meerderheid van Europese landen, waaronder Nederland, heeft verder de schrapping van strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten op internet bepleit. Canada is daarmee akkoord gegaan met uitzondering van een curieus artikel over “camcording” (art. 20.12 Verdrag). De verdragspartijen mogen het met een videocamera opnemen van films in de bioscoop strafrechtelijk verbieden. Dit artikel is daarmee niet dwingend van aard, en bovendien – als enige van de bepalingen over intellectuele eigendom – uitgezonderd van de voorlopige werking van CETA zoals voorgesteld door de Europese commissie.

Het heetste hangijzer in het verdrag zijn, tot slot, de investeringsbeschermingsmaatregelen,die het onder meer mogelijk maken dat bedrijven voor hen nadelige beslissingen – met voorbijgaan aan de overheidsrechter- kunnen voorleggen aan arbitrale gerechten. Een zorgelijk, niet denkbeeldig, scenario zou dan bijvoorbeeld kunnen zijn dat de om redenen van volksgezondheid opgelegde verkooprestricties voor tabaksfabrikanten leiden tot megaclaims buiten de overheidsrechter om en zo een “chilling effect” ontstaat op gewenste wetgeving.

De toepassing van investeringsbescherming is in het geval van de intellectuele eigendomsrechten echter beperkt, zo niet uitgesloten, bijvoorbeeld voor maatregelen die rechten van intellectuele eigendom beperken, herroepen of scheppen,en er is door middel van een aanvullende verklaring verduidelijkt dat de verdragspartijen over beleidsvrijheid beschikken om de wetgeving op dit punt in te richten conform het verdrag en met in achtneming van het TRIPs-verdrag (art. 8.12.6 en Annex 8-D). Het lijkt er daarmee op – maar heel duidelijk is dit niet – dat er wel ruimte is om wat af te doen aan de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zonder dat dit leidt tot de mogelijkheid van claims gebaseerd op investeringsbescherming.

Voor de tegenstanders van een hoog IE-beschermingsniveau heeft CETA natuurlijk wel het nadelige gevolg dat het de EU niet meer vrij staat dit niveau eenzijdig te verlagen: dit vereist dan instemming van Canada.

Conclusies

Het Europese arsenaal aan beschermings- en handhavingsmaatregelen wordt door CETA naar Canada geëxporteerd. Bij toekomstige aanpassingen van IE regelgeving in de EU zal moeten worden bezien of zij CETA-conform zijn. Tegelijk lijken de aan CETA verbonden specifieke zorgpunten met betrekking tot investeringsbescherming voor de intellectuele eigendom in belangrijke mate ondervangen. Wie beschikt over intellectuele eigendom in Canada gaat er met CETA duidelijk op vooruit. Ditzelfde geldt zeker ook voor de farmaceutische industrie en producenten van producten voorzien van Europese geografische aanduidingen: zij krijgen bescherming die er nog niet was.

Dit artikel is geschreven door mr. A.J. Gieske, advocaat Intellectueel Eigendomsrecht bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten Amsterdam.

(Verschenen in: JutD 2016/135 (2 december 2016))

Arnout
Gieske
Privacyrecht, Procesrecht, Intellectueel Eigendomsrecht, ICT & Media
Amsterdam

Vestigingen