fallback-bg-light

Commissie Intermediair: wie betaalt de loonbelasting, de speler of de club?

7 augustus 2019
/  Joes Blakborn

Commissie Intermediair: wie betaalt de loonbelasting, de speler of de club?

De Belastingdienst sloot in januari 2018 een vaststellingsovereenkomst (VSO) met alle Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s). Daarin werden afspraken vastgelegd over de fiscale behandeling van intermediairsbetalingen, oftewel aan intermediairs van spelers betaalde “commissies” door BVO’s. Meer concreet werd in genoemde VSO bepaald dat over die commissies loonbelasting afgedragen dient te worden. Al eerder publiceerde ik op deze website over de toelaatbaarheid hiervan een blog.

Directe aanleiding voor mijn eerdere artikel was een procedure bij de arbitragecommissie van de KNVB tussen speler Danny Holla en FC Twente ’65 B.V. die handelde over dit onderwerp. Uiteindelijk werd in die zaak – en in een aantal vergelijkbare zaken die daarna volgden – op 20 december 2018 een eindvonnis gewezen. Daarin werd geoordeeld dat FC Twente de loonbelasting over de commissie in dat specifieke geval niet achteraf bij de speler in rekening mocht brengen, omdat dit niet vooraf met de speler was overeengekomen.

In mijn artikel werd in dat kader aangegeven dat uiteindelijk clubs en spelers, althans hun intermediairs, vooraf duidelijk dienen overeen te komen wie de loonbelasting over de commissie voor zijn/haar rekening neemt.

De praktijk van de afgelopen maanden laat in dat kader echter een opvallende ontwikkeling zien op het moment dat speler (en intermediair) en BVO onderhandelen over de hoogte van de commissie en over de vraag wie de loonbelasting over die commissie uiteindelijk betaalt.

De meeste BVO’s presenteren thans in hun aanbieding aan een speler en diens intermediair als vaststaand gegeven dat de loonbelasting over de commissie op grond van de VSO bij de speler in rekening gebracht moet worden. Maar is dit terecht?

Spelers zijn niet verplicht de loonbelasting over intermediairsbetalingen (commissies) te voldoen

De meeste BVO’s gebruiken in hun huidige aanbiedingen/overeenkomsten de volgende tekst met betrekking tot de over de commissie verschuldigde loonbelasting:

“Club is verplicht een fiscale bijtelling toe te passen ter grootte van de betaalde commissie en zal deze bijtelling toepassen bij de verloning van werknemer. Dit heeft tot gevolg dat werknemer loonheffing zal betalen over de commissie die wordt betaald.”

Desgevraagd geven de BVO’s dan – onder verwijzing naar de VSO – aan dat zij verplicht zijn dit bij de werknemer in rekening te brengen en dat ze daar op basis van die VSO niet vanaf kunnen/mogen wijken. Klopt dit? Het antwoord op die vraag is nee.

De vaststelling wie de loonbelasting betaalt kan vooraf tussen partijen worden overeengekomen zoals door hen gewenst. Artikel 6.1.2. van de VSO legt geen enkele plicht op de BVO om de loonheffing bij de werknemer in rekening te brengen, zoals sommige BVO’s ten onrechte suggereren. In artikel 6.1.2. staat slechts dat het loon belast dient te worden bij de werknemer. Dit kan uiteraard tevens een brutering voor rekening van werkgever impliceren. Dit blijkt ook uit punt 2) op pagina 22 van de VSO waarin de Belastingdienst aangeeft:

“Het belastbaar deel wordt bijgeteld als loon in natura en de werknemer betaalt hier vervolgens de belasting over, dan wel het loon in natura wordt gebruteerd wanneer de club de LH voor haar rekening neemt”.

BVO’s kunnen dus ook prima de loonbelasting over de commissie zelf dragen, en zijn zeker niet verplicht dit bij de speler neer te leggen. Er is een keuzemogelijkheid. Enkele BVO’s die wél bereid zijn de loonbelasting over de commissie te dragen, nemen alsdan in dat kader in hun aanbieding/overeenkomst op:

“Niet aftrekbare BTW en loonheffing m.b.t. de door Werkgever aan de Intermediair verschuldigde vergoedingen uit hoofde van de met de Belastingdienst gesloten VSO komen voor rekening van Werkgever”

De meeste voetbalclubs leggen ten onrechte de rekening neer bij de speler

Uiteindelijk wordt “de rekening” van deze VSO dus in de meeste gevallen door de BVO’s neergelegd bij de speler, omdat de BVO’s niet met (nog) hogere fiscale lasten geconfronteerd wensen te worden. Dit gaat ten koste van het netto salaris van de speler, die vaak een bedrag gelijk aan circa 25% berekend over de totale commissie als loonbelasting dient te voldoen. Dus wordt er bijvoorbeeld een bedrag van EUR 10.000,– ex BTW aan commissie aan de intermediair voldaan, dan dient de speler daarover nog EUR 2.500,– loonbelasting te voldoen, hetgeen (periodiek) op zijn netto loon wordt ingehouden.

Dit terwijl spelers niet bij de totstandkoming van de VSO betrokken zijn geweest, en BVO’s nota bene degene zijn geweest die 1) hebben ingestemd met de VSO en 2) als enigen de mogelijkheid hebben om hiertegen iets te ondernemen. In de VSO is immers een mogelijkheid voor het starten van zogeheten proefprocedures opgenomen. In dergelijke procedures kan een beslissing van de Belastingdienst worden uitgelokt over de fiscale afhandeling van intermediairsbetalingen (commissies). Doel en strekking hiervan is vooral het aftasten van de houding die de fiscus inneemt ten aanzien van een bepaalde groep belanghebbenden (spelers/BVO’s). Maar uiteraard zou iedere individuele speler of BVO ook een gewone (‘echte’) procedure moeten kunnen voeren via de bestuursrechtelijke weg van bezwaar en beroep.

Een procedure over dit onderwerp zou zeker geen overbodige luxe zijn, omdat er vanuit (fiscaal-) juridisch oogpunt zeker het een en ander tegen de VSO in te brengen valt. De partijen die betrokken waren bij de totstandkoming van de VSO waren het immers zeker niet eens over deze regeling, bijvoorbeeld vanwege het feit dat:

  1. er in veel gevallen van bemiddeling namens de speler, alleen sprake is van door de intermediair geleverde diensten inzake arbeidsbemiddeling (en niet van andere aan de speler geleverde diensten zoals de fiscus in haar VSO veronderstelt), waarover dan – terecht – geen loonheffing zou dienen te worden geheven. De fiscus veronderstelt echter in haar VSO – ten onrechte – dat iedere intermediair ook andersoortige “diensten” aan een speler levert, op basis waarvan de commissie thans dus als “loon in natura” met deze extra loonbelasting wordt belast.
  2. intermediairs aan het eind van het jaar vennootschapsbelasting (als ze winst maken en vanuit een B.V. opereren) en/of loonbelasting (als ze loon aan zichzelf uitkeren) betalen uit de door hen van de BVO namens de speler ontvangen commissie(s). Nu de speler/BVO daarover op basis van de VSO dus ook nog eens extra wordt belast middels deze loonbelasting, wordt er dus eigenlijk van twee kanten belasting geheven over één en dezelfde commissie.

Aan BVO’s derhalve de taak om, ofwel actie te ondernemen tegen deze VSO (waar zij zelf – weliswaar onder druk – voor getekend hebben), ofwel verantwoordelijkheid te nemen voor deze VSO, zodanig dat niet alleen de spelers de rekening betalen van deze fiscale regeling die de BVO’s zelf hebben geaccepteerd en vooralsnog blijven accepteren.

Conclusie

De speler is niet verplicht om de loonbelasting over de commissie uitsluitend te dragen. Aan spelers en hun intermediairs de taak om gedurende onderhandelingen de BVO’s er op te wijzen dat de verplichting tot betaling van loonbelasting door uitsluitend de speler niet uit de VSO volgt, zodat de rekening van de VSO niet of althans niet uitsluitend bij de speler wordt neergelegd.

Heb je als speler of als intermediair vragen of problemen samenhangend met dit onderwerp, of andere vragen samenhangende met arbeidsvoorwaarden, neem dan contact op met:

mr. Joes Blakborn, advocaat-partner, specialist sportrecht & arbeidsrecht bij Van Diepen Van der Kroef Advocaten in Amsterdam.

[email protected]

0031 (0)20 – 574 74 74

Joes
Blakborn
Procesrecht, Sport en recht, Arbeidsrecht
Amsterdam

Vestigingen