fallback-bg-light

De doorlopende zorgplicht van een financieel dienstverlener

4 juni 2014
/  Martijn Bonefaas

De doorlopende zorgplicht van een financieel dienstverlener

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening

In de aandelenlease-arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (LJN BH2811, BH2815 en BH2822) en de arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (LJN BK4981, BK4982 en BK4983) is bepaald dat een bank als professionele dienstverlener een bijzondere zorgplicht heeft die ertoe strekt particulieren te beschermen tegen gevaren van eigen lichtzinnigheid of gebrek aan inzicht. Deze zorgplicht geldt bij het aanbieden van het product, in de zogenaamde precontractuele fase.

Geschillencommissie Klachteninstituut Financiële Dienstverlening

In onderhavig geval beslist de Geschillencommissie van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening dat een aanbieder van een hypotheek, Van Lanschot, die tevens tussenpersoon is bij een beleggingsverzekering verplicht is ervoor zorg te dragen dat hij gedurende de looptijd van het product de waardeontwikkeling daarvan in de gaten houdt om zijn cliënt adequaat te kunnen adviseren. De nadruk ligt in dit geval dus op de schending van de doorlopende zorgplicht, gedurende het bestaan van de relatie tussen de klant en de bank en tussenpersoon.

Feiten

De klant laat zich in 1998 adviseren door Van Lanschot. Hij kiest voor een hypothecaire geldlening bij deze bank. Voor de aflossing wordt gekozen voor een beleggingsverzekering gesloten bij een verzekeringsmaatschappij. In het aanvraagformulier van deze beleggingsverzekering wordt aan de hand van voorbeeldrendementen aangegeven wat het kapitaal zou kunnen zijn op de einddatum. De beleggingsresultaten vallen tegen en de klant vordert dat Van Lanschot wordt veroordeeld tot betaling van het verschil tussen het voorgespiegelde minimumrendement en het werkelijke rendement. In dit geval komt de gestelde schade neer op ongeveer € 40.000.

Redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel dienstverlener

De Geschillencommissie overweegt dat Van Lanschot als financieel dienstverlener op grond van artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek tegenover haar opdrachtgever verplicht is om bij haar werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel dienstverlener verwacht mag worden. Verder overweegt de Geschillencommissie dat het een feit van algemene bekendheid is dat aan beleggen risico’s verbonden zijn. Verder wordt overwogen dat de door Van Lanschot overgelegde documentatie de verplichte waarschuwingen bevat en dat de klant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het advies tot het sluiten van de beleggingsverzekering in de gegeven omstandigheden niet als niet-passend moet worden beschouwd. Er valt Van Lanschot weinig te verwijten, zo lijkt het.

Doorlopende zorgplicht

Maar de Geschillencommissie wijst er op dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend financieel dienstverlener in een situatie als onderhavige ook verplicht is ervoor zorg te dragen dat hij gedurende de looptijd van het product de waardeontwikkeling daarvan in de gaten houdt om zijn klant adequaat te kunnen adviseren. Uit het dossier blijkt niet dat Van Lanschot dit heeft gedaan. Hieruit vloeit volgens de Geschillencommissie voort dat Van Lanschot is tekortgeschoten in haar zorgplicht tegenover de klant.

Eigen schuld?

Van Lanschot voerde nog aan dat de klant jaarlijks waardeoverzichten van de verzekeraar ontving waaruit kon worden afgeleid dat de waardeopbouw te wensen overliet. Volgens de Geschillencommissie doet deze omstandigheid niet af aan de zorgplicht van Van Lanschot. De beleggingsverzekering was gekoppeld aan de hypothecaire geldlening van Van Lanschot aan de klant, diende ter aflossing van de schuld van de klant aan Van Lanschot en de rechten uit hoofde van de beleggingsverzekering waren verpand aan Van Lanschot. Volgens de Geschillencommissie was Van Lanschot hiervan op de hoogte en had het op haar weg gelegen om de klant in de jaren na 1998 te wijzen op de restschuld die zou kunnen ontstaan. De fout die Van Lanschot heeft gemaakt door een en ander op zijn beloop te laten is volgens de Geschillencommissie zoveel ernstiger dan de eventuele fout van de klant dat zij geen actie op eigen initiatief heeft genomen, dat de schade die is ontstaan volledig voor rekening van Van Lanschot komt.

Volledige schade vergoed?

Niet alle door de klant gevorderde schade wordt vergoed. Uitgangspunt is volgens de Geschillencommissie het tekort op de einddatum, verminderd met de extra premiebetalingen die de klant had moeten doen wanneer de bank de klant tijdig had gewaarschuwd voor het tekort en hij had ingestemd met het betalen van de extra premies zodat het ontstaan van het tekort zou worden voorkomen. Van de door de klant gestelde schade van ongeveer € 40.000 wordt ongeveer € 14.000 toegewezen.

Actiepunten financieel dienstverlener

Uniek aan deze uitspraak van de Geschillencommissie is de introductie van het leerstuk van de doorlopende zorgplicht. Nergens in de Wet Financieel Toezicht of het Burgerlijk Wetboek is vastgelegd wat van een financieel dienstverlener mag worden verwacht gedurende de looptijd van een financieel product. In het geval een hypotheek aan een beleggingsverzekering is gekoppeld kan de aanbieder van deze hypotheek tevens tussenpersoon van de beleggingsverzekering niet volstaan met het jaarlijks versturen van waardeoverzichten. De aanbieder c.q. tussenpersoon zal:

  1. de ontwikkeling van de waarde moeten monitoren;
  2. de klant actief moeten wijzen op de restschuld die zou kunnen ontstaan;
  3. In overleg met de klant schadebeperkende maatregelen moeten treffen.

Dit artikel is geschreven door Martijn Bonefaas, Advocaat Financieel Recht.

Martijn
Bonefaas
Aansprakelijkheidsrecht, Vastgoed en bouw, Insolventie en herstructurering, Financieel recht
Hoorn

Vestigingen